Privacy

  Het Privacy reglement is in lijn met het reglement opgesteld door de NOBCO en voldoet aan de AVG wetgeving.

 

Overwegingen 1 – 173

  1. 1) De bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens is een grondrecht. Krachtens artikel 8, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het „Handvest”) en artikel 16, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) heeft eenieder recht op bescherming van zijn persoonsgegevens. 
  2. (2) De beginselen en regels betreffende de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van hun persoonsgegevens dienen, ongeacht hun nationaliteit of verblijfplaats, in overeenstemming te zijn met hun grondrechten en fundamentele vrijheden, met name met hun recht op bescherming van persoonsgegevens. Deze verordening beoogt bij te dragen aan de totstandkoming van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht en van een economische unie, alsook tot economische en sociale vooruitgang, de versterking en de convergentie van de economieën binnen de interne markt en het welzijn van natuurlijke personen. 
  3. (3) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ) heeft tot doel de bescherming van de grondrechten en de fundamentele vrijheden van natuurlijke personen in verband met verwerkingsactiviteiten te harmoniseren en het vrije verkeer van persoonsgegevens binnen de Unie te waarborgen. 
  4. (4) De verwerking van persoonsgegevens moet ten dienste van de mens staan. Het recht op bescherming van persoonsgegevens heeft geen absolute gelding, maar moet worden beschouwd in relatie tot de functie ervan in de samenleving en moet conform het evenredigheidsbeginsel tegen andere grondrechten worden afgewogen. Deze verordening eerbiedigt alle grondrechten alsook de vrijheden en beginselen die zijn erkend in het Handvest zoals dat in de Verdragen is verankerd, met name de eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, woning en communicatie, de bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst, de vrijheid van meningsuiting en van informatie, de vrijheid van ondernemerschap, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, en het recht op culturele, godsdienstige en taalkundige verscheidenheid. 
  5. (5) Dankzij de interne markt is een niveau van economische en sociale integratie bereikt dat tot een aanzienlijke toename van de grensoverschrijdende stromen van persoonsgegevens heeft geleid. De uitwisseling van persoonsgegevens tussen publieke en particuliere actoren, waaronder natuurlijke personen, verenigingen en ondernemingen, is overal in de Unie toegenomen. Het Unierecht noopt de nationale autoriteiten in de lidstaten tot samenwerken en tot het uitwisselen van persoonsgegevens om hun opdrachten te vervullen of om taken uit te voeren namens een autoriteit in een andere lidstaat. 
  6. (6) Door snelle technologische ontwikkelingen en globalisering zijn nieuwe uitdagingen voor de bescherming van persoonsgegevens ontstaan. De mate waarin persoonsgegevens worden verzameld en gedeeld, is significant gestegen. Dankzij de technologie kunnen bedrijven en overheid bij het uitvoeren van hun activiteiten meer dan ooit tevoren gebruikmaken van persoonsgegevens. Natuurlijke personen maken hun persoonsgegevens steeds vaker wereldwijd bekend. Technologie heeft zowel de economie als het maatschappelijk leven ingrijpend veranderd en moet het vrije verkeer van persoonsgegevens binnen de Unie en de doorgifte aan derde landen en internationale organisaties verder vergemakkelijken en daarbij een hoge mate van bescherming van persoonsgegevens garanderen. 
  7. (7) Die ontwikkelingen vereisen een krachtig en coherenter kader voor gegevensbescherming in de Unie, dat wordt gesteund door strenge handhaving, omdat zulks van belang is voor het vertrouwen dat nodig is om de digitale economie zich in de hele interne markt te laten ontwikkelen. Natuurlijke personen dienen controle over hun eigen persoonsgegevens te hebben. Er dient meer rechtszekerheid en praktische zekerheid te worden geboden aan natuurlijke personen, marktdeelnemers en overheidsinstanties. 
  8. (8) Voor zover deze verordening bepaalt dat de regels die zij bevat door lidstatelijk recht kunnen worden gespecificeerd of beperkt, kunnen de lidstaten indien nodig elementen van deze verordening in hun recht opnemen om de samenhang te garanderen en om de nationale bepalingen begrijpbaar te maken voor degenen op wie zij van toepassing zijn. 
  9. (9) De doelstellingen en beginselen van Richtlijn 95/46/EG blijven overeind, maar de richtlijn heeft niet kunnen voorkomen dat gegevens in de Unie op gefragmenteerde wijze worden beschermd, dat er rechtsonzekerheid heerst of dat in brede lagen van de bevolking het beeld bestaat dat met name online-activiteiten aanzienlijke risico’s voor de bescherming van natuurlijke personen inhouden. De lidstaten bieden op het vlak van verwerking van persoonsgegevens uiteenlopende niveaus van bescherming van de rechten en vrijheden van natuurlijke personen, met name de bescherming van persoonsgegevens, wat het het vrije verkeer van persoonsgegevens binnen de Unie in de weg kan staan. Die verschillen kunnen dan ook een belemmering vormen voor de uitoefening van economische activiteiten op Unieniveau, de mededinging verstoren en de overheid beletten de taak die zij uit hoofde van het Unierecht heeft, te vervullen. Die verschillende beschermingsniveaus zijn toe te schrijven aan de verschillen in de uitvoering en toepassing van Richtlijn 95/46/EG. 
  10. (10) Teneinde natuurlijke personen een consistent en hoog beschermingsniveau te bieden en de belemmeringen voor het verkeer van persoonsgegevens binnen de Unie op te heffen, dient het niveau van bescherming van de rechten en vrijheden van natuurlijke personen op het vlak van verwerking van deze gegevens in alle lidstaten gelijkwaardig te zijn. Er moet gezorgd worden voor een in de gehele Unie coherente en homogene toepassing van de regels inzake bescherming van de grondrechten en de fundamentele vrijheden van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens. Met het oog op de verwerking van persoonsgegevens voor het vervullen van een wettelijke verplichting, voor het vervullen van een taak van algemeen belang of bij de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is verleend, moet de lidstaten worden toegestaan nationale bepalingen te handhaven of in te voeren ter nadere precisering van de wijze waarop de regels van deze verordening moeten worden toegepast. In samenhang met de algemene en horizontale wetgeving inzake gegevensbescherming ter uitvoering van Richtlijn 95/46/EG beschikken de lidstaten over verscheidene sectorgebonden wetten op gebieden waar behoefte is aan meer specifieke bepalingen. Deze verordening biedt de lidstaten ook ruimte om eigen regels voor de toepassing vast te stellen, onder meer wat de verwerking van bijzondere persoonsgegevenscategorieën („gevoelige gegevens”) betreft. In zoverre staat deze verordening niet in de weg aan lidstatelijk recht waarin specifieke situaties op het gebied van gegevensverwerking nader worden omschreven, meer bepaald door nauwkeuriger te bepalen in welke gevallen verwerking van persoonsgegevens rechtmatig geschiedt.
  11. (11) Doeltreffende bescherming van persoonsgegevens in de gehele Unie vereist de versterking en nadere omschrijving van de rechten van betrokkenen en van de verplichtingen van degenen die persoonsgegevens verwerken en van degenen die over die verwerking beslissen, alsmede gelijkwaardige bevoegdheden op het gebied van toezicht en handhaving van de regels inzake gegevensbescherming en vergelijkbare sancties voor overtredingen in de lidstaten. 
  12. (12) Artikel 16, lid 2, VWEU machtigt het Europees Parlement en de Raad om de regels vast te stellen betreffende de bescherming van natuurlijke personen ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens, alsmede de regels betreffende het vrije verkeer van die gegevens.
  13. (13) Teneinde natuurlijke personen in de gehele Unie een consistent niveau van bescherming te bieden en te voorkomen dat verschillen het vrije verkeer van persoonsgegevens op de interne markt hinderen, is een verordening nodig om marktdeelnemers, met inbegrip van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, rechtszekerheid en transparantie te bieden, te voorzien in dezelfde wettelijk afdwingbare rechten voor natuurlijke personen in alle lidstaten en in verplichtingen en verantwoordelijkheden voor de verwerkingsverantwoordelijken en de verwerkers, te zorgen voor consistent toezicht op de verwerking van persoonsgegevens en voor vergelijkbare sancties in alle lidstaten, alsook voor doeltreffende samenwerking tussen de toezichthoudende autoriteiten van verschillende lidstaten. Voor de goede werking van de interne markt is het nodig dat het vrije verkeer van persoonsgegevens in de Unie niet wordt beperkt of verboden om redenen die verband houden met de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens. Om rekening te houden met de specifieke situatie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen omvat deze verordening een afwijking voor organisaties met minder dan 250 werknemers wat het bijhouden van registers betreft. Voorts worden de instellingen, organen en instanties van de Unie, en de lidstaten en hun toezichthoudende autoriteiten aangemoedigd om bij de toepassing van deze verordening de specifieke behoeften van de kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in aanmerking te nemen. De definitie van het begrip kleine, middelgrote en microondernemingen dient te worden overgenomen uit artikel 2 van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie ( 1 ). 
  14. (14) De bescherming die door deze verordening wordt geboden, heeft betrekking op natuurlijke personen, ongeacht hun nationaliteit of verblijfplaats, in verband met de verwerking van hun persoonsgegevens. Deze verordening heeft geen betrekking op de verwerking van gegevens over rechtspersonen en met name als rechtspersonen gevestigde ondernemingen, zoals de naam en de rechtsvorm van de rechtspersoon en de contactgegevens van de rechtspersoon. 
  15. (15) Om te voorkomen dat een ernstig risico op omzeiling zou ontstaan, dient de bescherming van natuurlijke personen technologieneutraal te zijn en mag zij niet afhankelijk zijn van de gebruikte technologieën. De bescherming van natuurlijke personen dient te gelden bij zowel geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens als handmatige verwerking daarvan indien de persoonsgegevens zijn opgeslagen of bedoeld zijn om te worden opgeslagen in een bestand. Dossiers of een verzameling dossiers en de omslagen ervan, die niet volgens specifieke criteria zijn gestructureerd, mogen niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn te vallen.
  16. (16) Deze verordening is niet van toepassing op vraagstukken met betrekking tot de bescherming van de grondrechten en de fundamentele vrijheden of het vrije verkeer van persoonsgegevens in verband met niet onder het Unierecht vallende activiteiten, zoals activiteiten betreffende nationale veiligheid. Deze verordening is niet van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens die de lidstaten verrichten bij activiteiten in verband met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie. 
  17. (17) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ) is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie. Verordening (EG) nr. 45/2001 en andere rechtshandelingen van de Unie die van toepassing zijn op een dergelijke verwerking van persoonsgegevens, moeten aan de beginselen en regels van de onderhavige verordening worden aangepast en in het licht van de onderhavige verordening worden toegepast. Om de Unie een sterk en coherent kader inzake gegevensbescherming ter beschikking te stellen, moet Verordening (EG) nr. 45/2001 waar nodig worden aangepast zodra de onderhavige verordening is vastgesteld, opdat deze op hetzelfde tijdstip als de onderhavige verordening van toepassing kan worden. 
  18. (18) Deze verordening is niet van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door een natuurlijke persoon in het kader van een louter persoonlijke of huishoudelijke activiteit die als zodanig geen enkel verband houdt met een beroeps- of handelsactiviteit. Tot persoonlijke of huishoudelijke activiteiten kunnen behoren het voeren van correspondentie of het houden van adresbestanden, het sociaal netwerken en online-activiteiten in de context van dergelijke activiteiten. Deze verordening geldt wel voor verwerkingsverantwoordelijken of verwerkers die de middelen verschaffen voor de verwerking van persoonsgegevens voor dergelijke persoonlijke of huishoudelijke activiteiten. 
  19. (19) De bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid, en het vrije verkeer van die gegevens wordt geregeld in een specifiek rechtshandeling van de Unie. Deze verordening mag derhalve niet van toepassing zijn op de met die doeleinden verrichte verwerkingsactiviteiten. Overeenkomstig deze verordening door overheidsinstanties verwerkte persoonsgegevens die voor die doeleinden worden gebruikt, moeten vallen onder een meer specifieke rechtshandeling van de Unie, namelijk Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ). De lidstaten kunnen bevoegde autoriteiten in de zin van Richtlijn (EU) 2016/680 taken opdragen die niet noodzakelijk worden verricht met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid, zodat de verwerking van persoonsgegevens voor die andere doeleinden binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt, voor zover zij binnen het toepassingsgebied van de Uniewetgeving valt. Aangaande de verwerking van persoonsgegevens door die bevoegde instanties voor doeleinden die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, moeten de lidstaten meer specifieke bepalingen kunnen handhaven of invoeren om de toepassing van de regels van deze verordening aan te passen. In die bepalingen kunnen meer bepaald specifieke voorschriften voor de verwerking van persoonsgegevens door die bevoegde instanties voor de genoemde andere doeleinden worden vastgesteld, rekening houdend met de grondwettelijke, organisatorische en bestuurlijke structuur van de lidstaat in kwestie. Wanneer de verwerking van persoonsgegevens door privaatrechtelijke organen onder de onderhavige verordening valt, moet deze verordening voorzien in de mogelijkheid dat de lidstaten onder specifieke voorwaarden bij wet vastgestelde verplichtingen en rechten beperken, indien een dergelijke beperking in een democratische samenleving een noodzakelijke en evenredige maatregel vormt ter bescherming van specifieke belangen van betekenis, waaronder de openbare veiligheid en de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid. Dit is bijvoorbeeld van belang in het kader van de bestrijding van witwassen of de werkzaamheden van forensische laboratoria. 
  20. (20) Hoewel de onderhavige verordening onder meer van toepassing is op de activiteiten van gerechten en andere rechterlijke autoriteiten, zouden in het Unierecht of het lidstatelijke recht de verwerkingen en verwerkingsprocedures met betrekking tot het verwerken van persoonsgegevens door gerechten en andere rechterlijke autoriteiten nader kunnen worden gespecificeerd. De competentie van de toezichthoudende autoriteiten mag zich niet uitstrekken tot de verwerking van persoonsgegevens door gerechten in het kader van hun gerechtelijke taken, zulks teneinde de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht bij de uitoefening van haar rechterlijke taken, waaronder besluitvorming, te waarborgen. Het toezicht op die gegevensverwerkingen moet kunnen worden toevertrouwd aan specifieke instanties binnen de rechterlijke organisatie van de lidstaat, die met name de naleving van de regels van deze verordening moeten garanderen, leden van de rechterlijke macht van hun verplichtingen krachtens deze verordening sterker bewust moeten maken, en klachten met betrekking tot die gegevensverwerkingen moeten behandelen. 
  21. (21) Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ), inzonderheid de regels inzake de aansprakelijkheid van dienstverleners die als tussenpersoon optreden in de artikelen 12 tot en met 15 van die richtlijn. Met die richtlijn wordt beoogd bij te dragen tot het beter functioneren van de interne markt door het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij tussen de lidstaten te waarborgen. 
  22. (22) De verwerking van persoonsgegevens in het kader van de activiteiten van een vestiging van een verwerkingsverantwoordelijke of een verwerker in de Unie dient overeenkomstig deze verordening te worden verricht, ongeacht of de eigenlijke verwerking in de Unie plaatsvindt. Vestiging veronderstelt het effectief en daadwerkelijk uitoefenen van activiteiten via bestendige verhoudingen. De rechtsvorm van dergelijke verhoudingen, of het nu gaat om een bijkantoor of om een dochteronderneming met rechtspersoonlijkheid, is daarbij niet doorslaggevend. 
  23. (23) Om te waarborgen dat natuurlijke personen niet de bescherming wordt onthouden waarop zij krachtens deze verordening recht hebben, dient deze verordening van toepassing te zijn op de verwerking van persoonsgegevens van betrokkenen die zich in de Unie bevinden, door een niet in de Unie gevestigde verwerkingsverantwoordelijke of verwerker wanneer de verwerking verband houdt met het aanbieden van goederen of diensten aan deze betrokkenen, ongeacht of dit verband houdt met een betaling. Om te bepalen of een dergelijke verwerkingsverantwoordelijke of verwerker goederen of diensten aan betrokkenen in de Unie aanbiedt, moet worden nagegaan of de verwerkingsverantwoordelijke of verwerker klaarblijkelijk voornemens is diensten aan te bieden aan betrokkenen in één of meer lidstaten in de Unie. De toegankelijkheid van de website van de verwerkingsverantwoordelijke, van de verwerker of van een tussenpersoon in de Unie, van een e-mailadres of van andere contactgegevens of het gebruik van een in het derde land waar de verwerkingsverantwoordelijke is gevestigd, algemeen gebruikte taal is op zich ontoereikend om een dergelijk voornemen vast te stellen, maar ook uit andere factoren zoals het gebruik van een taal of een valuta die in één of meer lidstaten algemeen wordt gebruikt, met de mogelijkheid om in die taal goederen en diensten te bestellen, of de vermelding van klanten of gebruikers in de Unie, kan blijken dat de verwerkingsverantwoordelijke voornemens is goederen en diensten aan betrokkenen in de Unie aan te bieden. 
  24. (24) De verwerking van persoonsgegevens van betrokkenen in de Unie door een niet in de Unie gevestigde verwerkingsverantwoordelijke of verwerker moet ook onder deze verordening vallen wanneer dat verband houdt met het controleren van het gedrag van de betrokkenen voor zover zich dat binnen de Unie situeert. Om uit te maken of een verwerking kan worden beschouwd als controle van het gedrag van betrokkenen, dient te worden vastgesteld of natuurlijke personen op het internet worden gevolgd, en onder meer of in dat verband eventueel persoonsgegevensverwerkingstechnieken worden gebruikt waarbij een profiel wordt opgesteld van een natuurlijke persoon, in het bijzonder om besluiten ten aanzien van hem te nemen of om zijn persoonlijke voorkeuren, gedragingen en attitudes te analyseren of te voorspellen. 
  25. (25) Wanneer uit hoofde van het internationale publiekrecht het lidstatelijke recht van toepassing is, dient deze verordening ook van toepassing te zijn op een verwerkingsverantwoordelijke die niet in de Unie is gevestigd, maar bijvoorbeeld bij een diplomatieke vertegenwoordiging of een consulaire post actief is. 
  26. (26) De beginselen van gegevensbescherming moeten voor elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon gelden. Gepseudonimiseerde persoonsgegevens die door het gebruik van aanvullende gegevens aan een natuurlijke persoon kunnen worden gekoppeld, moeten als gegevens over een identificeerbare natuurlijke persoon worden beschouwd. Om te bepalen of een natuurlijke persoon identificeerbaar is, moet rekening worden gehouden met alle middelen waarvan redelijkerwijs valt te verwachten dat zij worden gebruikt door de verwerkingsverantwoordelijke of door een andere persoon om de natuurlijke persoon direct of indirect te identificeren, bijvoorbeeld selectietechnieken. Om uit te maken of van middelen redelijkerwijs valt te verwachten dat zij zullen worden gebruikt om de natuurlijke persoon te identificeren, moet rekening worden gehouden met alle objectieve factoren, zoals de kosten van en de tijd benodigd voor identificatie, met inachtneming van de beschikbare technologie op het tijdstip van verwerking en de technologische ontwikkelingen. De gegevensbeschermingsbeginselen dienen derhalve niet van toepassing te zijn op anonieme gegevens, namelijk gegevens die geen betrekking hebben op een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon of op persoonsgegevens die zodanig anoniem zijn gemaakt dat de betrokkene niet of niet meer identificeerbaar is. Deze verordening heeft derhalve geen betrekking op de verwerking van dergelijke anonieme gegevens, onder meer voor statistische of onderzoeksdoeleinden. 
  27. (27) De onderhavige verordening is niet van toepassing op de persoonsgegevens van overleden personen. De lidstaten kunnen regels vaststellen betreffende de verwerking van de persoonsgegevens van overleden personen. 
  28. (28) De toepassing van pseudonimisering op persoonsgegevens kan de risico’s voor de betrokkenen verminderen en de verwerkingsverantwoordelijken en de verwerkers helpen om hun verplichtingen inzake gegevensbescherming na te komen. De uitdrukkelijke invoering van „pseudonimisering” in deze verordening is niet bedoeld om andere gegevensbeschermingsmaatregelen uit te sluiten. 
  29. (29) Om stimuli te creëren voor pseudonimisering bij de verwerking van persoonsgegevens zouden, terwijl een algemene analyse mogelijk blijft, pseudonimiseringsmaatregelen moeten kunnen worden genomen door dezelfde verwerkingsverantwoordelijke wanneer deze de noodzakelijke technische en organisatorische maatregelen heeft getroffen om er bij de desbetreffende verwerking voor te zorgen dat deze verordening ten uitvoer wordt gelegd, en dat de aanvullende gegevens om de persoonsgegevens aan een specifieke betrokkene te koppelen, apart worden bewaard. De verwerkingsverantwoordelijke die de persoonsgegevens verwerkt, moet aangeven wie bij dezelfde verwerkingsverantwoordelijke gemachtigde personen zijn. 
  30. Natuurlijke personen kunnen worden gekoppeld aan online-identificatoren via hun apparatuur, applicaties, instrumenten en protocollen, zoals internetprotocol (IP)-adressen, identificatiecookies of andere identificatoren zoals radiofrequentie-identificatietags. Dit kan sporen achterlaten die, met name wanneer zij met unieke identificatoren en andere door de servers ontvangen informatie worden gecombineerd, kunnen worden gebruikt om profielen op te stellen van natuurlijke personen en natuurlijke personen te herkennen. 
  31. (31) Overheidsinstanties waaraan ingevolge een wettelijke verplichting persoonsgegevens worden meegedeeld voor het vervullen van hun overheidstaak, zoals belasting- of douaneautoriteiten, financiëleonderzoeksdiensten, onafhankelijke bestuurlijke autoriteiten of financiëlemarktautoriteiten die belast zijn met de regulering van en het toezicht op de effectenmarkten, mogen niet worden beschouwd als ontvangers indien zij persoonsgegevens ontvangen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bepaald onderzoek van algemeen belang, overeenkomstig het Unierecht of het lidstatelijke recht. Door overheidsinstanties ingediende verzoeken om verstrekking moeten in ieder geval schriftelijk, gemotiveerd en incidenteel zijn, en mogen geen volledig bestand betreffen of resulteren in het onderling combineren van bestanden. De verwerking van persoonsgegevens door bedoelde overheidsinstanties moet stroken met de voor de doeleinden van de verwerking toepasselijke gegevensbeschermingsregels. 
  32. (32) Toestemming dient te worden gegeven door middel van een duidelijke actieve handeling, bijvoorbeeld een schriftelijke verklaring, ook met elektronische middelen, of een mondelinge verklaring, waaruit blijkt dat de betrokkene vrijelijk, specifiek, geïnformeerd en ondubbelzinnig met de verwerking van zijn persoonsgegevens instemt. Hiertoe zou kunnen behoren het klikken op een vakje bij een bezoek aan een internetwebsite, het selecteren van technische instellingen voor diensten van de informatiemaatschappij of een andere verklaring of een andere handeling waaruit in dit verband duidelijk blijkt dat de betrokkene instemt met de voorgestelde verwerking van zijn persoonsgegevens. Stilzwijgen, het gebruik van reeds aangekruiste vakjes of inactiviteit mag derhalve niet als toestemming gelden. De toestemming moet gelden voor alle verwerkingsactiviteiten die hetzelfde doel of dezelfde doeleinden dienen. Indien de verwerking meerdere doeleinden heeft, moet toestemming voor elk daarvan worden verleend. Indien de betrokkene zijn toestemming moet geven na een verzoek via elektronische middelen, dient dat verzoek duidelijk en beknopt te zijn en niet onnodig storend voor het gebruik van de dienst in kwestie. 
  33. (33) Het is vaak niet mogelijk op het ogenblik waarop de persoonsgegevens worden verzameld, het doel van de gegevensverwerking voor wetenschappelijke onderzoeksdoeleinden volledig te omschrijven. Daarom moet de betrokkenen worden toegestaan hun toestemming te geven voor bepaalde terreinen van het wetenschappelijk onderzoek waarbij erkende ethische normen voor wetenschappelijk onderzoek in acht worden genomen. Betrokkenen moeten de gelegenheid krijgen om hun toestemming alleen te geven voor bepaalde onderzoeksterreinen of onderdelen van onderzoeksprojecten, voor zover het voorgenomen doel zulks toelaat. 
  34. (34) Genetische gegevens moeten worden gedefinieerd als persoonsgegevens met betrekking tot de overgeërfde of verworven genetische kenmerken van een natuurlijke persoon die blijken uit een analyse van een biologisch monster van de persoon in kwestie, met name een chromosoomanalyse, een analyse van desoxyribonucleïnezuur (DNA) of van ribonucleïnezuur (RNA) of uit een analyse van andere elementen waarmee soortgelijke informatie kan worden verkregen. 
  35. (35) Persoonsgegevens over gezondheid dienen alle gegevens te omvatten die betrekking hebben op de gezondheidstoestand van een betrokkene en die informatie geven over de lichamelijke of geestelijke gezondheidstoestand van de betrokkene in het verleden, het heden en de toekomst. Dit omvat informatie over de natuurlijke persoon die is verzameld in het kader van de registratie voor of de verlening van gezondheidszorgdiensten als bedoeld in Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ) aan die natuurlijke persoon; een aan een natuurlijke persoon toegekend cijfer, symbool of kenmerk dat als unieke identificatie van die natuurlijke persoon geldt voor gezondheidsdoeleinden; informatie die voortkomt uit het testen of onderzoeken van een lichaamsdeel of lichaamseigen stof, met inbegrip van genetische gegevens en biologische monsters; en informatie over bijvoorbeeld ziekte, handicap, ziekterisico, medische voorgeschiedenis, klinische behandeling of de fysiologische of biomedische staat van de betrokkene, ongeacht de bron, zoals bijvoorbeeld een arts of een andere gezondheidswerker, een ziekenhuis, een medisch hulpmiddel of een in-vitrodiagnostiek. 
  36. (36) De hoofdvestiging van een verwerkingsverantwoordelijke in de Unie dient de plaats te zijn waar zich zijn centrale administratie in de Unie bevindt, tenzij de besluiten over de doeleinden van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens worden genomen in een andere vestiging van de verwerkingsverantwoordelijke in de Unie, in welk geval deze andere vestiging als hoofdvestiging moet worden beschouwd. Welke vestiging de hoofdvestiging van een verwerkingsverantwoordelijke in de Unie is, dient te worden bepaald op grond van objectieve criteria, zoals het effectief en daadwerkelijk uitvoeren van beheersactiviteiten, met het oog op het nemen van de kernbesluiten over de doelstellingen van en de middelen voor de verwerking via bestendige verhoudingen. Dit criterium mag niet afhangen van het feit of de verwerking van de persoonsgegevens op die locatie plaatsvindt. De aanwezigheid en het gebruik van technische middelen en technologieën voor de verwerking van persoonsgegevens of verwerkingsactiviteiten zijn niet bepalend voor het belang van een vestiging en zijn dan ook geen doorslaggevende criteria om te bepalen of het om de hoofdvestiging gaat. De hoofdvestiging van de verwerker dient de plaats te zijn waar zich zijn centrale administratie in de Unie bevindt of, indien hij niet over een centrale administratie in de Unie beschikt, de plaats waar de voornaamste verwerkingsactiviteiten in de Unie plaatsvinden. Bij betrokkenheid van zowel de verwerkingsverantwoordelijke als de verwerker, moet de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat waar de verwerkingsverantwoordelijke zijn hoofdvestiging heeft, de bevoegde leidende toezichthoudende autoriteit blijven, maar de toezichthoudende autoriteit van de verwerker moet worden beschouwd als een betrokken toezichthoudende autoriteit en die toezichthoudende autoriteit moet deelnemen aan de in deze verordening vastgestelde samenwerkingsprocedure. In elk geval mogen de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat of de lidstaten waar de verwerker een of meer vestigingen heeft niet worden aangemerkt als betrokken toezichthoudende autoriteiten wanneer het ontwerpbesluit alleen de verwerkingsverantwoordelijke betreft. Indien de verwerking door een concern wordt uitgevoerd, dient de hoofdvestiging van de zeggenschap uitoefenende onderneming als de hoofdvestiging van het concern te worden beschouwd, behalve indien het doel van en de middelen voor de verwerking door een andere onderneming worden bepaald. 
  37. (37) Een concern dient te bestaan uit een onderneming die zeggenschap uitoefent en de ondernemingen waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, waarbij de onderneming die zeggenschap uitoefent de onderneming dient te zijn die overheersende invloed kan uitoefenen over de andere ondernemingen uit hoofde van bijvoorbeeld eigendom, financiële deelneming of op haar van toepassing zijnde regels, of op grond van de bevoegdheid om regels inzake de bescherming van persoonsgegevens te doen uitvoeren. Een onderneming die toezicht uitoefent op de verwerking van persoonsgegevens in de met haar verbonden ondernemingen moet samen met deze ondernemingen als een concern worden beschouwd. 
  38. (38) Kinderen hebben met betrekking tot hun persoonsgegevens recht op specifieke bescherming, aangezien zij zich allicht minder bewust zijn van de betrokken risico’s, gevolgen en waarborgen en van hun rechten in verband met de verwerking van persoonsgegevens. Die specifieke bescherming moet met name gelden voor het gebruik van persoonsgegevens van kinderen voor marketingdoeleinden of voor het opstellen van persoonlijkheids- of gebruikersprofielen en het verzamelen van persoonsgegevens over kinderen bij het gebruik van rechtstreeks aan kinderen verstrekte diensten. In de context van preventieve of adviesdiensten die rechtstreeks aan een kind worden aangeboden, is de toestemming van de persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt, niet vereist. 
  39. (39) Elke verwerking van persoonsgegevens dient behoorlijk en rechtmatig te geschieden. Voor natuurlijke personen dient het transparant te zijn dat hen betreffende persoonsgegevens worden verzameld, gebruikt, geraadpleegd of anderszins verwerkt en in hoeverre de persoonsgegevens worden verwerkt of zullen worden verwerkt. Overeenkomstig het transparantiebeginsel moeten informatie en communicatie in verband met de verwerking van die persoonsgegevens eenvoudig toegankelijk en begrijpelijk zijn, en moet duidelijke en eenvoudige taal worden gebruikt. Dat beginsel betreft met name het informeren van de betrokkenen over de identiteit van de verwerkingsverantwoordelijke en de doeleinden van de verwerking, alsook verdere informatie om te zorgen voor behoorlijke en transparante verwerking met betrekking tot de natuurlijke personen in kwestie en hun recht om bevestiging en mededeling te krijgen van hun persoonsgegevens die worden verwerkt. Natuurlijke personen moeten bewust worden gemaakt van de risico’s, regels, waarborgen en rechten in verband met de verwerking van persoonsgegevens, alsook van de wijze waarop zij hun rechten met betrekking tot deze verwerking kunnen uitoefenen. Meer bepaald dienen de specifieke doeleinden waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt, expliciet en gerechtvaardigd te zijn en te zijn vastgesteld wanneer de persoonsgegevens worden verzameld. De persoonsgegevens dienen toereikend en ter zake dienend te zijn en beperkt te blijven tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt. Dit vereist met name dat ervoor wordt gezorgd dat de opslagperiode van de persoonsgegevens tot een strikt minimum wordt beperkt. Persoonsgegevens mogen alleen worden verwerkt indien het doel van de verwerking niet redelijkerwijs op een andere wijze kan worden verwezenlijkt. Om ervoor te zorgen dat persoonsgegevens niet langer worden bewaard dan noodzakelijk is, dient de verwerkingsverantwoordelijke termijnen vast te stellen voor het wissen van gegevens of voor een periodieke toetsing ervan. Alle redelijke maatregelen moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat onjuiste persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist. Persoonsgegevens moeten worden verwerkt op een manier die een passende beveiliging en vertrouwelijkheid van die gegevens waarborgt, ook ter voorkoming van ongeoorloofde toegang tot of het ongeoorloofde gebruik van persoonsgegevens en de apparatuur die voor de verwerking wordt gebruikt.
  40. (40) Voor rechtmatige verwerking van persoonsgegevens is de toestemming van de betrokkene vereist of een andere gerechtvaardigde grondslag waarin de wet voorziet, hetzij in deze verordening, hetzij in andere Unierechtelijke of lidstaatrechtelijke bepalingen als bedoeld in deze verordening, of ook dat de verwerking noodzakelijk is om te voldoen aan wettelijke verplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust of om een overeenkomst uit te voeren waarbij de betrokkene partij is of om op verzoek van de betrokkene voorafgaand aan het aangaan van een overeenkomst maatregelen te nemen.
  41. (41) Wanneer in deze verordening naar een rechtsgrond of een wetgevingsmaatregel wordt verwezen, vereist dit niet noodzakelijkerwijs dat een door een parlement vastgestelde wetgevingshandeling nodig is, onverminderd de vereisten overeenkomstig de grondwettelijke orde van de lidstaat in kwestie. Deze rechtsgrond of wetgevingsmaatregel moet evenwel duidelijk en nauwkeurig zijn, en de toepassing daarvan moet voorspelbaar zijn voor degenen op wie deze van toepassing is, zoals vereist door de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie („Hof van Justitie”) en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. 
  42. (42) Indien de verwerking plaatsvindt op grond van toestemming van de betrokkene, moet de verwerkingsverantwoordelijke kunnen aantonen dat de betrokkene toestemming heeft gegeven voor de verwerking. Met name in de context van een schriftelijke verklaring over een andere zaak dient te worden gewaarborgd dat de betrokkene zich ervan bewust is dat hij toestemming geeft en hoever deze toestemming reikt. In overeenstemming met Richtlijn 93/13/EEG van de Raad ( 1 ) stelt de verwerkingsverantwoordelijke vooraf een verklaring van toestemming op in een begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm en in duidelijke en eenvoudige taal; deze verklaring mag geen oneerlijke bedingen bevatten. Opdat toestemming met kennis van zaken wordt gegeven, moet de betrokkene ten minste bekend zijn met de identiteit van de verwerkingsverantwoordelijke en de doeleinden van de verwerking van de persoonsgegevens. Toestemming mag niet worden geacht vrijelijk te zijn verleend indien de betrokkene geen echte of vrije keuze heeft of zijn toestemming niet kan weigeren of intrekken zonder nadelige gevolgen. 
  43. (43) Om ervoor te zorgen dat toestemming vrijelijk wordt verleend, mag toestemming geen geldige rechtsgrond zijn voor de verwerking van persoonsgegevens in een specifiek geval wanneer er sprake is van een duidelijke wanverhouding tussen de betrokkene en de verwerkingsverantwoordelijke, met name wanneer de verwerkingsverantwoordelijke een overheidsinstantie is, en dit het onwaarschijnlijk maakt dat de toestemming in alle omstandigheden van die specifieke situatie vrijelijk is verleend. De toestemming wordt geacht niet vrijelijk te zijn verleend indien geen afzonderlijke toestemming kan worden gegeven voor verschillende persoonsgegevensverwerkingen ondanks het feit dat dit in het individuele geval passend is, of indien de uitvoering van een overeenkomst, daaronder begrepen het verlenen van een dienst, afhankelijk is van de toestemming ondanks het feit dat dergelijke toestemming niet noodzakelijk is voor die uitvoering. 
  44. (44) Een verwerking die noodzakelijk is in het kader van een overeenkomst of een voorgenomen overeenkomst, dient rechtmatig te zijn. 
  45. (45) Indien de verwerking wordt verricht omdat de verwerkingsverantwoordelijke hiertoe wettelijk is verplicht of indien de verwerking noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van algemeen belang dan wel voor een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag, dient de verwerking een grondslag te hebben in het Unierecht of het lidstatelijke recht. Deze verordening schrijft niet voor dat voor elke afzonderlijke verwerking specifieke wetgeving vereist is. Er kan worden volstaan met wetgeving die als basis fungeert voor verscheidene verwerkingen op grond van een wettelijke verplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust, of voor verwerking die noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van algemeen belang dan wel voor een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag. Het moet ook het Unierecht of het lidstatelijke recht zijn die het doel van de verwerking bepaalt. Voorts zou dat recht een nadere omschrijving kunnen geven van de algemene voorwaarden van deze verordening waaraan de persoonsgegevensverwerking moet voldoen om rechtmatig te zijn, en specificaties kunnen vaststellen voor het bepalen van de verwerkingsverantwoordelijke, het type verwerkte persoonsgegevens, de betrokkenen, de entiteiten waaraan de persoonsgegevens mogen worden vrijgegeven, de doelbinding, de opslagperiode en andere maatregelen om te zorgen voor rechtmatige en behoorlijke verwerking. Ook dient in het Unierecht of het lidstatelijke recht te worden vastgesteld of de verwerkingsverantwoordelijke die is belast met een taak van algemeen belang dan wel met een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag, een overheidsinstantie of een andere publiekrechtelijke persoon of, indien zulks is gerechtvaardigd om redenen van algemeen belang, waaronder gezondheidsdoeleinden zoals volksgezondheid, sociale bescherming en het beheer van gezondheidszorgdiensten, een privaatrechtelijke persoon, zoals een beroepsvereniging, moet zijn. 
  46. (46) De verwerking van persoonsgegevens dient ook als rechtmatig te worden beschouwd indien zij noodzakelijk is voor de bescherming van een belang dat voor het leven van de betrokkene of dat van een andere natuurlijke persoon essentieel is. Verwerking van persoonsgegevens op grond van het vitale belang voor een andere natuurlijke persoon is in beginsel alleen toegestaan indien de verwerking kennelijk niet op een andere rechtsgrond kan worden gebaseerd. Sommige typen persoonsgegevensverwerking kunnen zowel gewichtige redenen van algemeen belang als de vitale belangen van de betrokkene dienen, bijvoorbeeld wanneer de verwerking noodzakelijk is voor humanitaire doeleinden, onder meer voor het monitoren van een epidemie en de verspreiding daarvan of in humanitaire noodsituaties, met name bij natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen. 
  47. (47) De gerechtvaardigde belangen van een verwerkingsverantwoordelijke, waaronder die van een verwerkingsverantwoordelijke aan wie de persoonsgegevens kunnen worden verstrekt, of van een derde, kan een rechtsgrond bieden voor verwerking, mits de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene niet zwaarder wegen, rekening houdend met de redelijke verwachtingen van de betrokkene op basis van zijn verhouding met de verwerkingsverantwoordelijke. Een dergelijk gerechtvaardigd belang kan bijvoorbeeld aanwezig zijn wanneer sprake is van een relevante en passende verhouding tussen de betrokkene en de verwerkingsverantwoordelijke, in situaties waarin de betrokkene een klant is of in dienst is van de verwerkingsverantwoordelijke. In elk geval is een zorgvuldige beoordeling geboden om te bepalen of sprake is van een gerechtvaardigd belang, alsook om te bepalen of een betrokkene op het tijdstip en in het kader van de verzameling van de persoonsgegevens redelijkerwijs mag verwachten dat verwerking met dat doel kan plaatsvinden. De belangen en de grondrechten van de betrokkene kunnen met name zwaarder wegen dan het belang van de verwerkingsverantwoordelijke wanneer persoonsgegevens worden verwerkt in omstandigheden waarin de betrokkenen redelijkerwijs geen verdere verwerking verwachten. Aangezien het aan de wetgever staat om de rechtsgrond voor persoonsgegevensverwerking door overheidsinstanties te creëren, mag die rechtsgrond niet van toepassing zijn op de verwerking door overheidsinstanties in het kader van de uitvoering van hun taken. De verwerking van persoonsgegevens die strikt noodzakelijk is voor fraudevoorkoming is ook een gerechtvaardigd belang van de verwerkingsverantwoordelijke in kwestie. De verwerking van persoonsgegevens ten behoeve van direct marketing kan worden beschouwd als uitgevoerd met het oog op een gerechtvaardigd belang.
  48. (48) Verwerkingsverantwoordelijken die deel uitmaken van een concern of een groep van instellingen die aan een centraal lichaam verbonden zijn, kunnen een gerechtvaardigd belang hebben bij de doorzending van persoonsgegevens binnen het concern voor interne administratieve doeleinden, waaronder de verwerking van persoonsgegevens van klanten of werknemers. De algemene beginselen voor de doorgifte van persoonsgegevens, binnen een concern, aan een in een derde land gevestigde onderneming blijven onverlet. 
  49. (49) De verwerking van persoonsgegevens voor zover die strikt noodzakelijk en evenredig is met het oog op netwerken informatiebeveiliging, d.w.z. dat een netwerk of informatiesysteem op een bepaald vertrouwelijkheidsniveau bestand is tegen incidentele gebeurtenissen of onrechtmatige of kwaadaardige acties die de beschikbaarheid, authenticiteit, integriteit en vertrouwelijkheid van opgeslagen of doorgegeven persoonsgegevens in het gedrang brengen, en de beveiliging van de daarmee verband houdende diensten die door deze netwerken en systemen worden geboden of via deze toegankelijk zijn, door overheidsinstanties, computercrisisteams (computer emergency response teams), computercalamiteitenteams (computer security incident response teams), aanbieders van elektronische communicatienetwerken en -diensten en aanbieders van beveiligingstechnologie en -diensten, vormt een gerechtvaardigd belang van de verwerkingsverantwoordelijke in kwestie. Zo kan er bijvoorbeeld sprake zijn van het verhinderen van ongeoorloofde toegang tot elektronische-communicatienetwerken en van verspreiding van kwaadaardige codes, alsook van het stoppen van „denial of service”- aanvallen en van schade aan computers en elektronischecommunicatiesystemen. 
  50. (50) De verwerking van persoonsgegevens voor andere doeleinden dan die waarvoor de persoonsgegevens aanvankelijk zijn verzameld, mag enkel worden toegestaan indien de verwerking verenigbaar is met de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens aanvankelijk zijn verzameld. In dat geval is er geen andere afzonderlijke rechtsgrond vereist dan die op grond waarvan de verzameling van persoonsgegevens werd toegestaan. Indien de verwerking noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is verleend, kan in het Unierecht of het lidstatelijke recht worden vastgesteld en gespecificeerd voor welke taken en doeleinden de verdere verwerking als rechtmatig en verenigbaar met de aanvankelijke doeleinden moet worden beschouwd. De verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden, moet als een met de aanvankelijke doeleinden verenigbare rechtmatige verwerking worden beschouwd. De Unierechtelijke of lidstaatrechtelijke bepaling die als rechtsgrond voor de verwerking van persoonsgegevens dient, kan ook als rechtsgrond voor verdere verwerking dienen. Om na te gaan of een doel van verdere verwerking verenigbaar is met het doel waarvoor de persoonsgegevens aanvankelijk zijn verzameld, moet de verwerkingsverantwoordelijke, nadat hij aan alle voorschriften inzake rechtmatigheid van de oorspronkelijke verwerking heeft voldaan, onder meer rekening houden met: een eventuele koppeling tussen die doeleinden en de doeleinden van de voorgenomen verdere verwerking; het kader waarin de gegevens zijn verzameld; met name de redelijke verwachtingen van de betrokkenen op basis van hun verhouding met de verwerkingsverantwoordelijke betreffende het verdere gebruik ervan; de aard van de persoonsgegevens; de gevolgen van de voorgenomen verdere verwerking voor de betrokkenen; en passende waarborgen bij zowel de oorspronkelijke als de voorgenomen verdere verwerkingen. Wanneer de betrokkene zijn toestemming heeft gegeven of wanneer de verwerking gebaseerd is op Unierecht of lidstatelijk recht dat in een democratische samenleving een noodzakelijke en evenredige maatregel vormt voor met name het waarborgen van belangrijke doelstellingen van algemeen belang, moet de verwerkingsverantwoordelijke de mogelijkheid hebben de persoonsgegevens verder te verwerken, ongeacht of dat verenigbaar is met de doeleinden. In ieder geval dient ervoor te worden gezorgd dat de in deze verordening vervatte beginselen worden toegepast en dat de betrokkene met name wordt geïnformeerd over dergelijke andere doeleinden en over zijn rechten, waaronder het recht om bezwaar te maken. Het aanwijzen van mogelijke strafbare feiten of gevaren voor de openbare veiligheid door de verwerkingsverantwoordelijke en de doorzending van de desbetreffende persoonsgegevens in individuele zaken of in verschillende zaken die met hetzelfde strafbare feit of dezelfde gevaren voor de openbare veiligheid te maken hebben, aan een bevoegde instantie moeten worden beschouwd als zijnde in het gerechtvaardigde belang van de verwerkingsverantwoordelijke. De doorgifte in het gerechtvaardigde belang van de verwerkingsverantwoordelijke of de verdere verwerking van persoonsgegevens moeten evenwel worden verboden wanneer de verwerking niet verenigbaar is met een wettelijke, beroepsmatige of anderszins bindende geheimhoudingsplicht. 
  51. (51) Persoonsgegevens die door hun aard bijzonder gevoelig zijn wat betreft de grondrechten en fundamentele vrijheden, verdienen specifieke bescherming aangezien de context van de verwerking ervan significante risico’s kan meebrengen voor de grondrechten en de fundamentele vrijheden. Die persoonsgegevens dienen ook persoonsgegevens te omvatten waaruit ras of etnische afkomst blijkt, waarbij het gebruik van de term „ras” in deze verordening niet impliceert dat de Unie theorieën aanvaardt die erop gericht zijn vast te stellen dat er verschillende menselijke rassen bestaan. De verwerking van foto’s mag niet systematisch worden beschouwd als verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens, aangezien foto’s alleen onder de definitie van biometrische gegevens vallen wanneer zij worden verwerkt met behulp van bepaalde technische middelen die de unieke identificatie of authenticatie van een natuurlijke persoon mogelijk maken. Dergelijke persoonsgegevens mogen niet worden verwerkt, tenzij de verwerking is toegestaan in in deze verordening vermelde specifieke gevallen, rekening houdend met het feit dat in de wetgeving van de lidstaten specifieke bepalingen inzake gegevensbescherming kunnen worden opgenomen teneinde de toepassing van de regels van deze verordening aan te passen met het oog op de vervulling van een wettelijke verplichting of met het oog op de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is verleend. Naast de specifieke voorschriften voor die verwerking dienen de algemene beginselen en andere regels van deze verordening te worden toegepast, met name wat betreft de voorwaarden voor rechtmatige verwerking. Er moet onder meer uitdrukkelijk in afwijkingen van het algemene verbod op de verwerking van die bijzondere categorieën persoonsgegevens worden voorzien ingeval de betrokkene zijn uitdrukkelijke toestemming geeft of in geval van specifieke behoeften, met name wanneer de verwerking wordt verricht in het kader van gerechtvaardigde activiteiten door bepaalde verenigingen of stichtingen die ernaar streven de uitoefening van de fundamentele vrijheden mogelijk te maken. 
  52. (52) Van het verbod op de verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens moet ook kunnen worden afgeweken, indien Unierecht of lidstatelijk recht hierin voorziet en er passende waarborgen worden geboden ter bescherming van persoonsgegevens en andere grondrechten, wanneer zulks in het algemeen belang is, in het bijzonder de verwerking van persoonsgegevens op het gebied van het arbeidsrecht en het socialebeschermingsrecht, met inbegrip van de pensioenen, en voor doeleinden inzake gezondheidsbeveiliging, -bewaking en -waarschuwing, preventie of bestrijding van overdraagbare ziekten en andere ernstige gezondheidsbedreigingen. In een dergelijke afwijking kan worden voorzien voor gezondheidsdoeleinden, zoals de volksgezondheid en het beheer van gezondheidszorgdiensten, met name om de kwaliteit en kostenefficiëntie te waarborgen van de procedures voor de afwikkeling van aanvragen voor uitkeringen en diensten in het kader van de ziektekostenverzekering, met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden. Een afwijking moet ook voorzien in de mogelijkheid tot verwerking van die persoonsgegevens indien dat noodzakelijk is voor de vaststelling, de uitoefening of de onderbouwing van een rechtsvordering, in een gerechtelijke procedure dan wel in een administratieve of buitengerechtelijke procedure. 
  53. (53) Bijzondere categorieën van persoonsgegevens waarvoor betere bescherming is vereist, mogen alleen voor gezondheidsdoeleinden worden verwerkt indien dat nodig is om die doeleinden te verwezenlijken in het belang van natuurlijke personen en de samenleving als geheel, met name bij het beheer van gezondheidszorgdiensten en -stelsels of sociale diensten en stelsels van sociale diensten, met inbegrip van de verwerking door de beheersautoriteiten en de centrale nationale gezondheidsinstanties van die gegevens met het oog op kwaliteitscontrole, beheersinformatie en het algemeen nationaal en lokaal toezicht op het gezondheidszorgstelsel of het stelsel van sociale diensten, en bij het waarborgen van de continuïteit van de gezondheidszorg of de sociale diensten en grensoverschrijdende gezondheidszorg of voor doeleinden inzake gezondheidsbeveiliging, -bewaking en -waarschuwing of met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden op basis van Unierecht of lidstatelijk recht die aan een doelstelling van algemeen belang moet voldoen, alsook voor studies van algemeen belang op het gebied van de volksgezondheid. Derhalve dient deze verordening te voorzien in geharmoniseerde voorwaarden voor de verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens over de gezondheid, in geval van specifieke behoeften, met name indien deze gegevens met het oog op bepaalde gezondheidsdoeleinden worden verwerkt door personen die wettelijk aan het beroepsgeheim gebonden zijn. Het Unierecht of het lidstatelijke recht moet voorzien in specifieke en passende maatregelen voor de bescherming van de grondrechten en persoonsgegevens van natuurlijke personen. De lidstaten moet worden toegestaan andere voorwaarden, waaronder beperkingen, met betrekking tot de verwerking van genetische gegevens, biometrische gegevens of gegevens over gezondheid te handhaven of in te voeren. Wanneer deze voorwaarden van toepassing zijn op de grensoverschrijdende verwerking van deze persoonsgegevens, mag dit evenwel geen belemmering vormen voor het vrije verkeer van gegevens binnen de Unie. 
  54. (54) Het kan om redenen van algemeen belang op het gebied van de volksgezondheid nodig zijn om bijzondere categorieën van persoonsgegevens zonder toestemming van de betrokkene te verwerken. Die verwerking moet worden onderworpen aan passende en specifieke maatregelen ter bescherming van de rechten en vrijheden van natuurlijke personen. In dit verband dient „volksgezondheid” overeenkomstig de definitie van Verordening (EG) nr. 1338/2008 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ) te worden uitgelegd als alle elementen in verband met de gezondheid, namelijk gezondheidstoestand, inclusief morbiditeit en beperkingen, de determinanten die een effect hebben op die gezondheidstoestand, de behoeften aan gezondheidszorg, middelen ten behoeve van de gezondheidszorg, de verstrekking van en de universele toegang tot gezondheidszorg, alsmede de uitgaven voor en de financiering van de gezondheidszorg, en de doodsoorzaken. Dergelijke verwerking van persoonsgegevens over gezondheid om redenen van algemeen belang mag er niet toe te leiden dat persoonsgegevens door derden zoals werkgevers, of verzekeringsmaatschappijen en banken voor andere doeleinden worden verwerkt. 
  55. (55) Bovendien vindt de verwerking van persoonsgegevens door overheidsinstanties ter verwezenlijking van in het constitutionele recht of in het volkenrecht vastgelegde doelstellingen van officieel erkende religieuze verenigingen plaats op grond van een algemeen belang.
  56. (56) Als het bij verkiezingsactiviteiten voor de goede werking van de democratie in een lidstaat vereist is dat politieke partijen persoonsgegevens over de politieke opvattingen van personen verzamelen, kan de verwerking van zulke gegevens op grond van een algemeen belang worden toegestaan, mits er passende waarborgen worden vastgesteld.
  57. (57) Indien een verwerkingsverantwoordelijke aan de hand van de door hem verwerkte persoonsgegevens geen natuurlijke persoon kan identificeren, mag hij niet worden verplicht om, uitsluitend om aan een bepaling van deze verordening te voldoen, aanvullende gegevens te verkrijgen ter identificatie van de betrokkene. De verwerkingsverantwoordelijke mag evenwel niet weigeren de door de betrokkene tot staving van de uitoefening van zijn rechten verstrekte aanvullende gegevens aan te nemen. De identiteit van de betrokkene dient ook digitaal te worden vastgesteld, bijvoorbeeld aan de hand van dezelfde persoonlijke beveiligingsgegevens, die door de betrokkene worden gebruikt voor het aanmelden op de door de verwerker van de gegevens aangeboden onlinedienst. 
  58. (58) Overeenkomstig het transparantiebeginsel moet informatie die bestemd is voor het publiek of voor de betrokkene beknopt, eenvoudig toegankelijk en begrijpelijk zijn en moet duidelijke en eenvoudige taal en, in voorkomend geval, aanvullendvisualisatie worden gebruikt. Die informatie kan elektronisch worden verstrekt, bijvoorbeeld wanneer die tot het publiek is gericht, via een website. Dit geldt in het bijzonder voor situaties, waarin het vanwege zowel het grote aantal actoren als de technologische complexiteit van de praktijk voor een betrokkene moeilijk is te weten en te begrijpen of, door wie en met welk doel zijn persoonsgegevens worden verzameld, zoals bij onlineadvertenties. Aangezien kinderen specifieke bescherming verdienen, dient de informatie en communicatie, wanneer de verwerking specifiek tot een kind is gericht, in een zodanig duidelijke en eenvoudige taal te worden gesteld dat het kind deze makkelijk kan begrijpen. 
  59. (59) Er dienen regelingen voorhanden te zijn om de betrokkene in staat te stellen zijn rechten uit hoofde van deze verordening gemakkelijker uit te oefenen, zoals mechanismen om te verzoeken om met name inzage in en rectificatie of wissing van persoonsgegevens en, indien van toepassing, deze gratis te verkrijgen, alsmede om het recht van bezwaar uit te oefenen. De verwerkingsverantwoordelijke dient ook middelen te verstrekken om verzoeken elektronisch in te dienen, vooral wanneer persoonsgegevens langs elektronische weg worden verwerkt. De verwerkingsverantwoordelijke dient te worden verplicht onverwijld en ten laatste binnen een maand op een verzoek van de betrokkene te reageren, en om de redenen op te geven voor een eventuele voorgenomen weigering om aan dergelijke verzoeken gehoor te geven. 
  60. (60) Overeenkomstig de beginselen van behoorlijke en transparante verwerking moet de betrokkene op de hoogte worden gesteld van het feit dat er verwerking plaatsvindt en van de doeleinden daarvan. De verwerkingsverantwoordelijke dient de betrokkene de nadere informatie te verstrekken die noodzakelijk is om tegenover de betrokkene een behoorlijke en transparante verwerking te waarborgen, met inachtneming van de specifieke omstandigheden en de context waarin de persoonsgegevens worden verwerkt. Voorts moet de betrokkene worden geïnformeerd over het bestaan van profilering en de gevolgen daarvan. Indien de persoonsgegevens van de betrokkene moeten worden verkregen, moet hem worden meegedeeld of hij verplicht is de persoonsgegevens te verstrekken en wat de gevolgen zijn van niet-verstrekking van de gegevens. Die informatie kan met behulp van gestandaardiseerde icoontjes worden verstrekt, teneinde op goed zichtbare, begrijpelijke en duidelijk leesbare wijze de zin van de voorgenomen verwerking weer te geven. Elektronisch weergegeven icoontjes moeten machineleesbaar zijn. 
  61. (61) De informatie over de verwerking van persoonsgegevens betreffende de betrokkene dient hem te worden meegedeeld bij het verzamelen bij de betrokkene van de gegevens of, indien de gegevens uit een andere bron zijn verkregen, binnen een redelijke termijn, die afhangt van de omstandigheden van het geval. Wanneer de persoonsgegevens rechtmatig aan een andere ontvanger kunnen worden verstrekt, dient de betrokkene te worden meegedeeld wanneer de persoonsgegevens voor het eerst aan de ontvanger worden verstrekt. Wanneer de verwerkingsverantwoordelijke voornemens is de persoonsgegevens te verwerken met een ander doel dan dat waarvoor zij zijn verzameld, moet de verwerkingsverantwoordelijke de betrokkene vóór die verdere verwerking informatie over dat andere doel en andere noodzakelijke informatie verstrekken. Wanneer de oorsprong van de persoonsgegevens niet aan de betrokkene kan worden meegedeeld omdat verschillende bronnen zijn gebruikt, moet algemene informatie worden verstrekt. 
  62. (62) Niettemin is het niet noodzakelijk de verplichting tot informatieverstrekking op te leggen wanneer de betrokkene al over de informatie beschikt, wanneer de registratie of mededeling van de persoonsgegevens uitdrukkelijk bij wet is voorgeschreven of wanneer de informatieverstrekking aan de betrokkene onmogelijk blijkt of onevenredig veel inspanningen zou kosten. Dit laatste zou met name het geval kunnen zijn wanneer verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden geschiedt. In dat verband mag in aanmerking worden genomen om hoeveel betrokkenen het gaat, hoe oud de gegevens zijn en welke passende waarborgen moeten worden ingebouwd. 
  63. (63) Een betrokkene moet het recht hebben om de persoonsgegevens die over hem zijn verzameld, in te zien, en om dat recht eenvoudig en met redelijke tussenpozen uit te oefenen, zodat hij zich van de verwerking op de hoogte kan stellen en de rechtmatigheid daarvan kan controleren. Dit houdt ook in dat betrokkenen het recht dienen te hebben op inzage in hun persoonsgegevens betreffende hun gezondheid, zoals de gegevens in hun medisch dossier, dat informatie bevat over bijvoorbeeld diagnosen, onderzoeksresultaten, beoordelingen door behandelende artsen en verrichte behandelingen of ingrepen. Elke betrokkene dient dan ook het recht te hebben, te weten en te worden meegedeeld voor welke doeleinden de persoonsgegevens worden verwerkt, indien mogelijk hoe lang zij worden bewaard, wie de persoonsgegevens ontvangt, welke logica er ten grondslag ligt aan een eventuele automatische verwerking van de persoonsgegevens en, ten minste wanneer de verwerking op profilering is gebaseerd, wat de gevolgen van een dergelijke verwerking zijn. Indien mogelijk moet de verwerkingsverantwoordelijke op afstand toegang kunnen geven tot een beveiligd systeem waarop de betrokkene direct zijn persoonsgegevens kan inzien. Dat recht mag geen afbreuk doen aan de rechten of vrijheden van anderen, met inbegrip van het zakengeheim of de intellectuele eigendom en met name aan het auteursrecht dat de software beschermt. Die overwegingen mogen echter niet ertoe leiden dat de betrokkene alle informatie wordt onthouden. Wanneer de verwerkingsverantwoordelijke een grote hoeveelheid gegevens betreffende de betrokkene verwerkt, moet hij de betrokkene voorafgaand aan de informatieverstrekking kunnen verzoeken om te preciseren op welke informatie of welke verwerkingsactiviteiten het verzoek betrekking heeft. 
  64. (64) De verwerkingsverantwoordelijke dient, met name met betrekking tot onlinediensten en online-identificatoren, alle redelijke maatregelen te nemen om de identiteit te controleren van een betrokkene die om inzage verzoekt. Een verwerkingsverantwoordelijke mag persoonsgegevens niet uitsluitend bewaren om op eventuele verzoeken te kunnen reageren. 
  65. (65) Een betrokkene moet het recht hebben om hem betreffende persoonsgegevens te laten rectificeren en dient te beschikken over een „recht op vergetelheid” wanneer de bewaring van dergelijke gegevens inbreuk maakt op deze verordening die of op Unierecht of het lidstatelijk recht dat op de verwerkingsverantwoordelijke van toepassing is. Meer bepaald moeten betrokkenen het recht hebben hun persoonsgegevens te laten wissen en niet verder te laten verwerken wanneer de persoonsgegevens niet langer noodzakelijk zijn voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of anderszins verwerkt, wanneer de betrokkenen hun toestemming hebben ingetrokken of bezwaar maken tegen de verwerking van hun persoonsgegevens, of wanneer de verwerking van hun persoonsgegevens op een ander punt niet met deze verordening in overeenstemming is. Dat recht is met name relevant wanneer de betrokkene toestemming heeft gegeven als kind, toen hij zich nog niet volledig bewust was van de verwerkingsrisico’s, en hij dergelijke persoonsgegevens later wil verwijderen, met name van het internet. De betrokkene dient dat recht te kunnen uitoefenen niettegenstaande het feit dat hij geen kind meer is. Het dient echter rechtmatig te zijn persoonsgegevens langer te bewaren wanneer dat noodzakelijk is voor de uitoefening van het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie, voor de nakoming van een wettelijke verplichting, voor de uitvoering van een taak in het algemeen belang of in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is verleend, om redenen van algemeen belang op het vlak van volksgezondheid, met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden of voor de vaststelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering. 
  66. (66) Ter versterking van het recht op vergetelheid in de onlineomgeving, dient het recht op wissing te worden uitgebreid door de verwerkingsverantwoordelijke die persoonsgegevens openbaar heeft gemaakt te verplichten de verwerkingsverantwoordelijken die deze persoonsgegevens verwerken, ervan op de hoogte te stellen dat de betrokkene heeft verzocht om het wissen van links naar, of kopieën of reproducties van die persoonsgegevens. Die verwerkingsverantwoordelijke dient daarbij, met inachtneming van de beschikbare technologie en de middelen waarover hij beschikt, redelijke maatregelen te nemen, waaronder technische maatregelen, om de verwerkingsverantwoordelijken die de persoonsgegevens verwerken, over het verzoek van de betrokkene te informeren.
  67. (67) Tot de methoden ter beperking van de verwerking van persoonsgegevens zou kunnen behoren dat de geselecteerde persoonsgegevens tijdelijk naar een ander verwerkingssysteem worden overgebracht, dat de geselecteerde gegevens voor gebruikers niet beschikbaar worden gemaakt of dat gepubliceerde gegevens tijdelijk van een website worden gehaald. In geautomatiseerde bestanden moet in beginsel met technische middelen worden gezorgd voor een zodanige beperking van de verwerking van persoonsgegevens dat de persoonsgegevens niet verder kunnen worden verwerkt en niet kunnen worden gewijzigd. Het feit dat de verwerking van persoonsgegevens beperkt is, moet duidelijk in het bestand zijn aangegeven. 
  68. (68) Om de zeggenschap over zijn eigen gegevens verder te versterken, dient de betrokkene wanneer de persoonsgegevens via geautomatiseerde procedés worden verwerkt, ook de mogelijkheid te hebben de hem betreffende persoonsgegevens die hij aan een verwerkingsverantwoordelijke heeft verstrekt, in een gestructureerd, gangbaar, machineleesbaar en interoperabel formaat te verkrijgen en die aan een andere verwerkingsverantwoordelijke door te zenden. De verwerkingsverantwoordelijken dienen ertoe te worden aangemoedigd interoperabele formaten te ontwikkelen die gegevensoverdraagbaarheid mogelijk maken. Dit recht dient te gelden wanneer de betrokkene de persoonsgegevens heeft verstrekt door zijn toestemming te geven dan wel wanneer de verwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst. Dit recht mag niet gelden wanneer de verwerking op basis van een andere rechtsgrond dan een toestemming of een overeenkomst geschiedt. Door de aard ervan mag dit recht niet worden uitgeoefend jegens verwerkingsverantwoordelijken die persoonsgegevens verwerken in het kader van de uitoefening van hun openbare taken. Derhalve mag dit recht niet gelden indien de verwerking van de persoonsgegevens nodig is voor de vervulling van een op de verwerkingsverantwoordelijke rustende wettelijke verplichting, voor de vervulling van een taak van algemeen belang of in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is verleend. Het recht van de betrokkene om hem betreffende persoonsgegevens door te zenden of te ontvangen, mag voor de verwerkingsverantwoordelijke geen verplichting doen ontstaan om technisch compatibele systemen voor gegevensverwerking op te zetten of te houden. Wanneer het in een bepaalde verzameling persoonsgegevens meer dan één betrokkene aanbelangt, moet het recht om de persoonsgegevens te ontvangen de rechten en vrijheden van andere betrokkenen overeenkomstig deze verordening onverlet laten. Voorts mag dit recht niet afdoen aan het recht van de betrokkene om zijn persoonsgegevens te laten wissen en aan de beperkingen die in deze verordening aan dat recht zijn gesteld, en mag het in het bijzonder niet inhouden dat de hem betreffende persoonsgegevens die de betrokkene ter uitvoering van een overeenkomst heeft verstrekt, voor zover en zolang de persoonsgegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van die overeenkomst, worden gewist. Voor zover dit technisch haalbaar is, moet de betrokkene het recht hebben te verkrijgen dat de gegevens direct van de ene naar de andere verwerkingsverantwoordelijke worden doorgezonden. 
  69. (69) Wanneer persoonsgegevens rechtmatig mogen worden verwerkt omdat de verwerking nodig is ter vervulling van een taak van algemeen belang of in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is verleend, dan wel op grond van de gerechtvaardigde belangen van een verwerkingsverantwoordelijke of een derde, dient een betrokkene niettemin bezwaar te kunnen maken tegen de verwerking van gegevens die op zijn specifieke situatie betrekking hebben. De verwerkingsverantwoordelijke moet aantonen dat zijn dwingende gerechtvaardigde belangen wellicht zwaarder wegen dan de belangen of de grondrechten en de fundamentele vrijheden van de betrokkene. 
  70. (70) Wanneer persoonsgegevens worden verwerkt ten behoeve van direct marketing dient de betrokkene, ongeacht of het een aanvankelijke dan wel een verdere verwerking betreft, het recht te hebben te allen tijde en kosteloos bezwaar te maken tegen deze verwerking, ook in het geval van profilering voor zover deze betrekking heeft op de direct marketing. Dat recht moet uitdrukkelijk, op duidelijke wijze en gescheiden van overige informatie, onder de aandacht van de betrokkene worden gebracht. 
  71. (71) De betrokkene dient het recht te hebben niet te worden onderworpen aan een louter op geautomatiseerde verwerking gebaseerd besluit, dat een maatregel kan behelzen — over persoonlijke hem betreffende aspecten, waaraan voor hem rechtsgevolgen zijn verbonden of dat hem op vergelijkbare wijze aanmerkelijk treft, zoals de automatische weigering van een online ingediende kredietaanvraag of van verwerking van sollicitaties via internet zonder menselijke tussenkomst. Een verwerking van die aard omvat „profilering”, wat bestaat in de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens ter beoordeling van persoonlijke aspecten van een natuurlijke persoon, met name om kenmerken betreffende beroepsprestaties, economische situatie, gezondheid, persoonlijke voorkeuren of interesses, betrouwbaarheid of gedrag, locatie of verplaatsingen van de betrokkene te analyseren of te voorspellen, wanneer daaraan voor hem rechtsgevolgen zijn verbonden of dat hem op vergelijkbare wijze aanmerkelijk treft. Besluitvorming op basis van een dergelijke verwerking, met inbegrip van profilering, dient echter wel mogelijk te zijn wanneer deze uitdrukkelijk is toegestaan bij Unierecht of lidstatelijk recht dat op de verwerkingsverantwoordelijke van toepassing is, onder meer ten behoeve van de controle en voorkoming van belastingfraude en -ontduiking overeenkomstig de regelgeving, normen en aanbevelingen van de instellingen van de Unie of de nationale voor oversight bevoegde instanties, en om te zorgen voor de veiligheid en betrouwbaarheid van een dienst die door de verwerkingsverantwoordelijke wordt verleend, of noodzakelijk voor de sluiting of uitvoering van een overeenkomst tussen de betrokkene en een verwerkingsverantwoordelijke, of wanneer de betrokkene zijn uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven. In ieder geval moeten voor dergelijke verwerking passende waarborgen worden geboden, waaronder specifieke informatie aan de betrokkene en het recht op menselijke tussenkomst, om zijn standpunt kenbaar te maken, om uitleg over de na een dergelijke beoordeling genomen besluit te krijgen en om het besluit aan te vechten. Een dergelijke maatregel mag geen betrekking hebben op een kind. Teneinde een voor de betrokkene behoorlijke en transparante verwerking te garanderen, met inachtneming van de concrete omstandigheden en context waarin de persoonsgegevens worden verwerkt, dient de verwerkingsverantwoordelijke voor de profilering passende wiskundige en statistische procedures te hanteren en technische en organisatorische maatregelen te treffen waarmee factoren die aanleiding geven tot onjuistheden van persoonsgegevens worden gecorrigeerd en het risico op fouten wordt geminimaliseerd, en de persoonsgegevens zodanig te bewaren dat rekening wordt gehouden met de potentiële risico’s voor de belangen en rechten van de betrokkene en dat onder meer wordt voorkomen dat zulks voor natuurlijke personen discriminerende gevolgen zou hebben op grond van ras of etnische afkomst, politieke overtuiging, godsdienst of levensbeschouwelijke overtuigingen, lidmaatschap van een vakbond, genetische of gezondheidsstatus, of seksuele gerichtheid, of gevolgen zou hebben die leiden tot maatregelen met een vergelijkbaar effect. Geautomatiseerde besluitvorming en profilering gebaseerd op bijzondere categorieën van persoonsgegevens mogen uitsluitend op specifieke voorwaarden worden toegestaan. 
  72. (72) Voor profilering gelden de regels van deze verordening betreffende de verwerking van persoonsgegevens, bijvoorbeeld de rechtsgronden voor verwerking of beginselen van gegevensbescherming. Het Europees Comité voor gegevensbescherming dat door deze verordening wordt ingesteld (het „Comité”) dient de mogelijkheid te krijgen om in dat verband richtsnoeren op te stellen. 
  73. (73) In het Unierecht of het lidstatelijke recht kunnen beperkingen worden gesteld aan de specifieke beginselen en het recht op informatie, inzage en rectificatie of wissing van gegevens, het recht op gegevensoverdraagbaarheid, het recht om bezwaar te maken, alsook aan besluiten gebaseerd op profilering, aan de melding aan de betrokkene van een inbreuk op persoonsgegevens en bepaalde daarmee verband houdende verplichtingen van de verwerkingsverantwoordelijken, voor zover dat in een democratische samenleving noodzakelijk en evenredig is voor de bescherming van de openbare veiligheid, waaronder de bescherming van het menselijk leven en met name bij natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen, voor de voorkoming, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid, of van schendingen van de beroepscodes voor gereglementeerde beroepen, voor de bescherming van andere belangrijke doelstellingen van algemeen en openbaar belang in de Unie of een lidstaat, met name een gewichtig economisch of financieel belang van de Unie of een lidstaat, voor het houden van openbare registers die nodig zijn om redenen van algemeen belang, voor de verdere verwerking van gearchiveerde persoonsgegevens teneinde specifieke informatie over het politieke gedrag onder voormalige totalitaire regimes te verkrijgen of voor de bescherming van de betrokkene of de rechten en vrijheden van anderen, met inbegrip van sociale bescherming, volksgezondheid en humanitaire doeleinden. Deze beperkingen moeten in overeenstemming zijn met de vereisten van het Handvest en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. 
  74. (74) De verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de verwerkingsverantwoordelijke moeten worden vastgesteld voor elke verwerking van persoonsgegevens die door of namens hem wordt uitgevoerd. Meer bepaald dient de verwerkingsverantwoordelijke te worden verplicht passende en effectieve maatregelen uit te voeren en te kunnen aantonen dat elke verwerkingsactiviteit overeenkomstig deze verordening geschiedt, ook wat betreft de doeltreffendheid van de maatregelen. Bij die maatregelen moet rekening worden gehouden met de aard, de omvang, de context en het doel van de verwerking en het risico voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen. 
  75. (75) Het qua waarschijnlijkheid en ernst uiteenlopende risico voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personenkan voortvloeien uit persoonsgegevensverwerking die kan resulteren in ernstige lichamelijke, materiële of immateriële schade, met name: waar de verwerking kan leiden tot discriminatie, identiteitsdiefstal of -fraude, financiële verliezen, reputatieschade, verlies van vertrouwelijkheid van door het beroepsgeheim beschermde persoonsgegevens, ongeoorloofde ongedaanmaking van pseudonimisering, of enig ander aanzienlijk economisch of maatschappelijk nadeel; wanneer de betrokkenen hun rechten en vrijheden niet kunnen uitoefenen of worden verhinderd controle over hun persoonsgegevens uit te oefenen; wanneer persoonsgegevens worden verwerkt waaruit ras of etnische afkomst, politieke opvattingen, religie of levensbeschouwelijke overtuigingen, of vakbondslidmaatschap blijkt, en bij de verwerking van genetische gegevens of gegevens over gezondheid of seksueel gedrag of strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten of daarmee verband houdende veiligheidsmaatregelen; wanneer persoonlijke aspecten worden geëvalueerd, om met name beroepsprestaties, economische situatie, gezondheid, persoonlijke voorkeuren of interesses, betrouwbaarheid of gedrag, locatie of verplaatsingen te analyseren of te voorspellen, teneinde persoonlijke profielen op te stellen of te gebruiken; wanneer persoonsgegevens van kwetsbare natuurlijke personen, met name van kinderen, worden verwerkt; of wanneer de verwerking een grote hoeveelheid persoonsgegevens betreft en gevolgen heeft voor een groot aantal betrokkenen. 
  76. (76) De waarschijnlijkheid en de ernst van het risico voor de rechten en vrijheden van de betrokkene moeten worden bepaald onder verwijzing naar de aard, het toepassingsgebied, de context en de doeleinden van de verwerking. Het risico moet worden bepaald op basis van een objectieve beoordeling en vastgesteld moet worden of de verwerking gepaard gaat met een risico of een hoog risico. 
  77. (77) Richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van passende maatregelen, en om aan te tonen dat de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker de regels naleeft, vooral wat betreft de vaststelling van het risico in verband met de verwerking, de beoordeling van de oorsprong, aard, waarschijnlijkheid en ernst daarvan, en de bepaling van beste praktijken om het risico te verminderen, kunnen met name worden verstrekt door middel van goedgekeurde gedragscodes, goedgekeurde certificeringen, richtsnoeren van het Comité of aanwijzingen van een functionaris voor gegevensbescherming. Het Comité kan tevens richtsnoeren uitvaardigen met betrekking tot verwerkingen die waarschijnlijk niet zullen resulteren in een hoog risico voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen, en aangeven met welke maatregelen in dat geval kan worden volstaan om dat risico aan te pakken. 
  78. (78) Ter bescherming van de rechten en vrijheden van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens zijn passende technische en organisatorische maatregelen nodig om te waarborgen dat aan de voorschriften van deze verordening wordt voldaan. Om de naleving van deze verordening aan te kunnen tonen, moet de verwerkingsverantwoordelijke interne beleidsmaatregelen nemen en maatregelen toepassen die voldoen aan met name de beginselen van gegevensbescherming door ontwerp en gegevensbescherming door standaardinstellingen. Dergelijke maatregelen kunnen onder meer bestaan in het minimaliseren van de verwerking van persoonsgegevens, het zo spoedig mogelijk pseudonimiseren van persoonsgegevens, transparantie met betrekking tot de functies en de verwerking van persoonsgegevens, het in staat stellen van de betrokkene om controle uit te oefenen op de informatieverwerking en uit het in staat stellen van de verwerkingsverantwoordelijke om beveiligingskenmerken te creëren en te verbeteren. Bij de de ontwikkeling, de uitwerking, de keuze en het gebruik van toepassingen, diensten en producten die zijn gebaseerd op de verwerking van persoonsgegevens, of die persoonsgegevens verwerken bij de uitvoering van hun opdracht, dienen de producenten van de producten, diensten en toepassingen te worden gestimuleerd om bij de ontwikkeling en de uitwerking van dergelijke producten, diensten en toepassingen rekening te houden met het recht op bescherming van persoonsgegevens en, met inachtneming van de stand van de techniek, erop toe te zien dat de verwerkingsverantwoordelijken en de verwerkers in staat zijn te voldoen aan hun verplichtingen inzake gegevensbescherming. De beginselen van gegevensbescherming door ontwerp en gegevensbescherming door standaardinstellingen moeten ook bij openbare aanbestedingen in aanmerking worden genomen. 
  79. (79) Voor de bescherming van de rechten en vrijheden van betrokkenen en de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van verwerkingsverantwoordelijken en verwerkers is het noodzakelijk, onder meer wat het toezicht door en de maatregelen van de toezichthoudende autoriteiten betreft, dat de bij deze verordening vastgestelde verantwoordelijkheden op duidelijke wijze worden toegewezen, ook wanneer de verwerkingsverantwoordelijke de doeleinden en de middelen voor de verwerking samen met andere verwerkingsverantwoordelijken vaststelt, of wanneer een verwerking namens een verwerkingsverantwoordelijke wordt uitgevoerd. 
  80. (80) Wanneer een niet in de Unie gevestigde verwerkingsverantwoordelijke of verwerker persoonsgegevens van betrokkenen die zich in de Unie bevinden, verwerkt, en de verwerking verband houdt met de aanbieding van goederen of diensten — ongeacht of een betaling door de betrokkenen is vereist — aan die zich in de Unie bevindende betrokkenen of met het controleren van hun gedrag in de Unie, dient de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker een vertegenwoordiger aan te wijzen, tenzij de verwerking incidenteel is, niet de grootschalige verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens, of de verwerking van persoonsgegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten inhoudt en gelet op de aard, de context, de omvang en de verwerkingsdoeleinden waarschijnlijk geen risico oplevert voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen, of tenzij de verwerkingsverantwoordelijke een overheidsinstantie of -orgaan is. De vertegenwoordiger dient ten behoeve van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker op te treden en kan door iedere toezichthoudende autoriteit worden benaderd. De vertegenwoordiger dient uitdrukkelijk te worden aangewezen via een schriftelijk mandaat van de verwerkingsverantwoordelijke of van de verwerker om namens hen op te treden met betrekking tot zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening. De aanwijzing van een dergelijke vertegenwoordiger heeft geen invloed op de verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid van de verwerkingsverantwoordelijke of van de verwerker uit hoofde van deze verordening. Die vertegenwoordiger moet zijn taken verrichten volgens het van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker ontvangen mandaat, en moet onder meer samenwerken met de bevoegde toezichthoudende autoriteiten met betrekking tot alle maatregelen die ter naleving van deze verordening worden genomen. In geval van niet-naleving door de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker dient de aangewezen vertegenwoordiger aan handhavingsprocedures te worden onderworpen. 
  81. (81) Teneinde te waarborgen dat met betrekking tot de verwerking die door de verwerker ten behoeve van de verwerkingsverantwoordelijke moet worden verricht, aan de voorschriften van deze verordening wordt voldaan, mag de verwerkingsverantwoordelijke, wanneer hij een verwerker verwerkingsactiviteiten toevertrouwt, alleen een beroep doen op verwerkers die voldoende garanties bieden, met name op het gebied van deskundigheid, betrouwbaarheid en middelen, om ervoor te zorgen dat de technische en organisatorische maatregelen beantwoorden aan de voorschriften van deze verordening, mede wat de beveiliging van de verwerking betreft. Het feit dat de verwerker zich aansluit bij een goedgekeurde gedragscode of bij een goedgekeurde certificeringsregeling kan worden gebruikt als een element om aan te tonen dat aan de verplichtingen van de verwerkingsverantwoordelijke wordt voldaan. De uitvoering van de verwerking door een verwerker dient uit hoofde van het Unierecht of het lidstatelijke recht te worden geregeld in een overeenkomst of een andere rechtshandeling waardoor de verwerker aan de verwerkingsverantwoordelijke gebonden is, en die een nadere omschrijving omvat van het onderwerp en de duur van de verwerking, de aard en de doeleinden van de verwerking, het soort persoonsgegevens en de categorieën van betrokkenen, en dient rekening te houden met de specifieke taken en verantwoordelijkheden van de verwerker in het kader van de te verrichten verwerking en het risico in verband met de rechten en vrijheden van de betrokkene. De verwerkingsverantwoordelijke en de verwerker kunnen kiezen voor het gebruik van een individuele overeenkomst of standaardcontractbepalingen, die hetzij rechtstreeks door de Commissie, hetzij door een toezichthoudende autoriteit in het kader van het coherentiemechanisme en vervolgens door de Commissie worden vastgesteld. Na de voltooiing van de verwerking ten behoeve van de verwerkingsverantwoordelijke, dient de verwerker, naargelang de wens van de verwerkingsverantwoordelijke, de persoonsgegevens terug te geven of te wissen, tenzij het Unierecht of het lidstatelijke recht dat op de verwerker van toepassing is de verplichting oplegt de persoonsgegevens op te slaan. 
  82. (82) Om de naleving van deze verordening aan te kunnen tonen, dient de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker een register bij te houden van verwerkingsactiviteiten die onder zijn verantwoordelijkheid hebben plaatsgevonden. Elke verwerkingsverantwoordelijke en elke verwerker dient ertoe te worden verplicht medewerking te verlenen aan de toezichthoudende autoriteit en dit register desgevraagd te verstrekken met het oog op het gebruik daarvan voor het toezicht op de verwerkingsactiviteiten. 
  83. (83) Teneinde de veiligheid te waarborgen en te voorkomen dat de verwerking inbreuk maakt op deze verordening, dient de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker de aan de verwerking inherente risico’s te beoordelen en maatregelen, zoals versleuteling, te treffen om die risico’s te beperken. Die maatregelen dienen een passend niveau van beveiliging, met inbegrip van vertrouwelijkheid, te waarborgen, rekening houdend met de stand van de techniek en de uitvoeringskosten afgezet tegen de risico’s en de aard van de te beschermen persoonsgegevens. Bij de beoordeling van de gegevensbeveiligingsrisico’s dient aandacht te worden besteed aan risico’s die zich voordoen bij persoonsgegevensverwerking, zoals de vernietiging, het verlies, de wijziging, de ongeoorloofde verstrekking van of de ongeoorloofde toegang tot de doorgezonden, opgeslagen of anderszins verwerkte gegevens, hetzij per ongeluk hetzij onrechtmatig, hetgeen met name tot lichamelijke, materiële of immateriële schade kan leiden. 
  84. (84) Teneinde de naleving van deze verordening te verbeteren indien de verwerking waarschijnlijk gepaard gaat met hoge risico’s in verband met de rechten en vrijheden van natuurlijke personen, dient de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker verantwoordelijk te zijn voor het verrichten van een gegevensbeschermingseffectbeoordeling om met name de oorsprong, de aard, het specifieke karakter en de ernst van dat risico te evalueren. Met het resultaat van de beoordeling dient rekening te worden gehouden bij het bepalen van de passende maatregelen die moeten worden genomen om aan te tonen dat deze verordening bij de verwerking van persoonsgegevens wordt nageleefd. Wanneer een gegevensbeschermingseffectbeoordeling uitwijst dat verwerking gepaard gaat met een hoog risico dat de verwerkingsverantwoordelijke niet kan beperken door maatregelen die met het oog op de beschikbare technologie en de uitvoeringskosten redelijk zijn, dient vóór de verwerking een raadpleging van de toezichthoudende autoriteit plaats te vinden. 
  85. (85) Een inbreuk in verband met persoonsgegevens kan, wanneer dit probleem niet tijdig en op passende wijze wordt aangepakt, resulteren in lichamelijke, materiële of immateriële schade voor natuurlijke personen, zoals verlies van controle over hun persoonsgegevens of de beperking van hun rechten, discriminatie, identiteitsdiefstal of -fraude, financiële verliezen, ongeoorloofde ongedaanmaking van pseudonimisering, reputatieschade, verlies van vertrouwelijkheid van door het beroepsgeheim beschermde persoonsgegevens, of enig ander aanzienlijk economisch of maatschappelijk nadeel voor de natuurlijke persoon in kwestie. Daarom moet de verwerkingsverantwoordelijke, zodra hij weet dat een inbreuk in verband met persoonsgegevens heeft plaatsgevonden, de toezichthoudende autoriteit onverwijld en waar mogelijk niet meer dan 72 uur nadat hij er kennis van heeft genomen, in kennis stellen van de inbreuk in verband met persoonsgegevens, tenzij de verwerkingsverantwoordelijke conform het verantwoordingsbeginsel kan aantonen dat het onwaarschijnlijk is dat deze inbreuk risico’s voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen met zich brengt. Wanneer die kennisgeving niet binnen 72 uur kan worden gerealiseerd, dient de kennisgeving vergezeld te gaan van een verklaring voor de vertraging en kan de informatie zonder onredelijke verdere vertraging in fasen worden verstrekt. 
  86. (86) De verwerkingsverantwoordelijke moet de betrokkene zonder onredelijke vertraging in kennis stellen van de inbreuk in verband met persoonsgegevens wanneer die inbreuk in verband met persoonsgegevens grote risico’s voor de rechten en vrijheden van de natuurlijke persoon met zich kan brengen, zodat hij de nodige voorzorgsmaatregelen kan treffen. De kennisgeving dient zowel de aard van de inbreuk in verband met persoonsgegevens te vermelden als aanbevelingen over hoe de natuurlijke persoon in kwestie mogelijke negatieve gevolgen kan beperken. Dergelijke kennisgevingen aanetrokkenen dienen zo snel als redelijkerwijs mogelijk te worden gedaan, in nauwe samenwerking met de toezichthoudende autoriteit en met inachtneming van de door haarzelf of door andere relevante autoriteiten, zoals rechtshandhavingsautoriteiten, aangereikte richtsnoeren. Zo zouden betrokkenen bijvoorbeeld onverwijld in kennis moeten worden gesteld wanneer een onmiddellijk risico op schade moet worden beperkt, terwijl een langere kennisgevingstermijn gerechtvaardigd kan zijn wanneer er passende maatregelen moeten worden genomen tegen aanhoudende of soortgelijke inbreuken in verband met persoonsgegevens. 
  87. (87) Nagegaan moet worden of alle passende technische en organisatorische maatregelen zijn genomen om vast te stellen of een inbreuk in verband met persoonsgegevens heeft plaatsgevonden, en om de toezichthoudende autoriteit en de betrokkene daarvan onverwijld in kennis te stellen. Het feit dat de kennisgeving is gedaan zonder onredelijke vertraging moet worden vastgesteld, met name rekening houdend met de aard en de ernst van de inbreuk in verband met persoonsgegevens en de gevolgen en negatieve effecten voor de betrokkene. Die kennisgeving kan ertoe leiden dat de toezichthoudende autoriteit optreedt overeenkomstig haar in deze verordening neergelegde taken en bevoegdheden. 
  88. (88) Bij de vaststelling van gedetailleerde regels betreffende de methode en de procedures voor het melden van inbreuken in verband met persoonsgegevens dient de nodige aandacht te worden besteed aan de omstandigheden van die inbreuk, onder meer aan de vraag of de persoonsgegevens al dan niet waren beschermd door adequate technische maatregelen die de kans op identiteitsfraude of andere vormen van misbruik beperkten. Bovendien dient bij dergelijke regels en procedures rekening te worden gehouden met de gerechtvaardigde belangen van de rechtshandhavingsautoriteiten wanneer vroegtijdige bekendmaking het onderzoek naar de omstandigheden van een inbreuk in verband met persoonsgegevens nodeloos zou hinderen. 
  89. (89) Richtlijn 95/46/EG voorzag in een algemene verplichting om de verwerking van persoonsgegevens aan de toezichthoudende autoriteiten te melden. Die verplichting leidt tot administratieve en financiële lasten, maar heeft niet in alle gevallen bijgedragen tot betere bescherming van de persoonsgegevens. Die ongedifferentieerde algemene kennisgevingsverplichtingen moeten derhalve worden afgeschaft en worden vervangen door doeltreffende procedures en mechanismen die gericht zijn op de soorten verwerkingen die naar hun aard, reikwijdte, context en doeleinden waarschijnlijk grote risico’s voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen met zich brengen. Dergelijke verwerkingen kunnen die zijn waarbij met name wordt gebruikgemaakt van nieuwe technologieën, of die welke van een nieuw type zijn en waarbij er vooraf geen gegevensbeschermingseffectbeoordeling is verricht door de verwerkingsverantwoordelijke, of wanneer zij noodzakelijk worden gelet op de tijd die sinds de aanvankelijke verwerking is verstreken. 
  90. (90) In dergelijke gevallen dient de verwerkingsverantwoordelijke voorafgaand aan de verwerking een gegevensbeschermingseffectbeoordeling te verrichten om de specifieke waarschijnlijkheid en de ernst van de grote risico’s te beoordelen, rekening houdend met de aard, omvang, context en doelen van de verwerking en de bronnen van de risico’s. Bij deze effectbeoordeling moet met name worden gekeken naar de geplande maatregelen, waarborgen en mechanismen om dat risico te beperken, de persoonsgegevens te beschermen en aan te tonen dat aan deze verordening is voldaan. 
  91. (91) Dit dient met name te gelden voor grootschalige verwerkingen die bedoeld zijn voor de verwerking van een aanzienlijke hoeveelheid persoonsgegevens op regionaal, nationaal of supranationaal niveau, waarvan een groot aantal betrokkenen gevolgen zou kunnen ondervinden en die bijvoorbeeld vanwege hun gevoelige aard een hoog risico met zich kunnen brengen, wanneer conform het bereikte niveau van technologische kennis een nieuwe technologie op grote schaal wordt gebruikt, alsmede voor andere verwerkingen die een groot risico voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen inhouden, met name wanneer betrokkenen als gevolg van die verwerkingen hun rechten moeilijker kunnen uitoefenen. Een gegevensbeschermingseffectbeoordeling dient ook te worden gemaakt wanneer persoonsgegevens worden verwerkt met het oog op het nemen van besluiten met betrekking tot specifieke natuurlijke personen na een systematische en uitgebreide beoordeling van persoonlijke aspecten van natuurlijke personen die is gebaseerd op de profilering van deze gegevens, of na de verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens, biometrische gegevens, of gegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten of daarmee verband houdende veiligheidsmaatregelen. Een gegevensbeschermingseffectbeoordeling is tevens nodig voor de grootschalige bewaking van openbaar toegankelijke ruimten, met name wanneer optisch-elektronische apparatuur wordt gebruikt, of voor alle andere verwerkingen wanneer de bevoegde toezichthoudende autoriteit oordeelt dat zij waarschijnlijk een groot risico inhouden voor de rechten en vrijheden van betrokkenen, met name omdat betrokkenen als gevolg van deze verwerkingen een recht niet kunnen uitoefenen of geen beroep kunnen doen op een dienst of een overeenkomst, of omdat deze verwerkingen systematisch op grote schaal worden uitgevoerd. De verwerking van persoonsgegevens mag niet als een grootschalige verwerking worden beschouwd als het gaat om de verwerking van persoonsgegevens van patiënten of cliënten door een individuele arts, een andere zorgprofessional of door een advocaat. In die gevallen mag een gegevensbeschermingseffectbeoordeling niet verplicht worden gesteld. 
  92. (92) Onder bepaalde omstandigheden kan het redelijk en nuttig zijn dat de gegevensbeschermingseffectbeoordeling zich niet beperkt tot een enkel project, bijvoorbeeld wanneer overheidsinstanties of -organen een gemeenschappelijk applicatie- of verwerkingsplatform willen opzetten of wanneer meerdere verwerkingsverantwoordelijken van plan zijn een gemeenschappelijke applicatie- of verwerkingsomgeving in te voeren voor een hele bedrijfstak, of een segment daarvan, of voor een gangbare horizontale activiteit. 
  93. (93) In het kader van de vaststelling van het lidstatelijke recht waarop de vervulling van de taken van de overheidsinstantie of het overheidsorgaan is gebaseerd, en waarin de specifieke verwerking of reeks verwerkingen wordt geregeld, kunnen de lidstaten het noodzakelijk achten een dergelijke beoordeling uit te voeren voordat met de verwerking wordt begonnen. 
  94. (94) Wanneer een gegevensbeschermingseffectbeoordeling uitwijst dat de verwerking, bij afwezigheid van de waarborgen, beveiligingsmaatregelen en risicobeperkende mechanismen, met een hoog risico voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen gepaard zou gaan, en de verwerkingsverantwoordelijke van mening is dat het niet mogelijk is dat risico te beperken door middel van maatregelen die met het oog op de beschikbare technologie en uitvoeringskosten redelijk zijn, dient de toezichthoudende autoriteit voordat met de verwerking wordt begonnen te worden geraadpleegd. Een dermate hoog risico doet zich wellicht voor bij bepaalde soorten persoonsgegevensverwerking en de omvang en frequentie van de verwerking, hetgeen kan leiden tot schade of aantasting van de rechten en vrijheden van natuurlijke personen. De toezichthoudende autoriteit dient binnen een nader bepaalde termijn op het verzoek om raadpleging te reageren. Het uitblijven van een reactie van de toezichthoudende autoriteit binnen die termijn dient evenwel een optreden van de toezichthoudende autoriteit overeenkomstig haar in deze verordening neergelegde taken en bevoegdheden onverlet te laten, onder meer de bevoegdheid om verwerkingen te verbieden. Als onderdeel van die raadplegingsprocedure kan het resultaat van een gegevensbeschermingseffectbeoordeling die voor de verwerking in kwestie wordt uitgevoerd, aan de toezichthoudende autoriteit worden voorgelegd, meer bepaald wat betreft de voorgenomen maatregelen om het risico voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen te beperken. 
  95. (95) De verwerker dient de verwerkingsverantwoordelijke, indien nodig en op verzoek, bij te staan om ervoor te zorgen dat de verplichtingen ingevolge de uitvoering van gegevensbeschermingseffectbeoordelingen en voorafgaande raadpleging van de toezichthoudende autoriteit worden nagekomen. 
  96. (96) De toezichthoudende autoriteit dient tevens te worden geraadpleegd tijdens de voorbereiding van een wetgevingsof regelgevingsmaatregel houdende verwerking van persoonsgegevens, om ervoor te zorgen dat de voorgenomen verwerking strookt met deze verordening, en met name om de risico’s daarvan voor betrokkenen te beperken.
  97. (97) Indien de verwerking door een overheidsinstantie wordt uitgevoerd, met uitzondering van gerechten of onafhankelijke rechterlijke autoriteiten die handelen in het kader van hun gerechtelijke taken, of indien in de particuliere sector de verwerking door een verwerkingsverantwoordelijke wordt uitgevoerd die als kerntaak heeft verwerkingsactiviteiten uit te voeren die grootschalige regelmatige en systematische observatie van betrokkenen vereisen, indien de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker hoofdzakelijk is belast met grootschalige verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens en van gegevens met betrekking tot strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten, dient een persoon met deskundige kennis van gegevensbeschermingswetgeving en -praktijken de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker bij te staan bij het toezicht op de interne naleving van deze verordening. In de particuliere sector hebben de kerntaken van een verwerkingsverantwoordelijke betrekking op diens hoofdactiviteiten en niet op de verwerking van persoonsgegevens als nevenactiviteit. Het vereiste niveau van deskundigheid dient met name te worden bepaald op grond van de uitgevoerde gegevensverwerkingsactiviteiten en de bescherming die voor de door de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker verwerkte gegevens vereist is. Dergelijke functionarissen voor gegevensbescherming dienen in staat te zijn hun taken en verplichtingen onafhankelijk te vervullen, ongeacht of zij in dienst zijn van de verwerkingsverantwoordelijke. 
  98. (98) Verenigingen en andere organen die categorieën van de verwerkingsverantwoordelijken of verwerkers vertegenwoordigen, dienen te worden aangemoedigd om binnen de grenzen van deze verordening gedragscodes op te stellen, teneinde de doeltreffende uitvoering van deze verordening te bevorderen, rekening houdend met het specifieke karakter van de verwerkingen in sommige sectoren en de specifieke behoeften van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen. Deze gedragscodes zouden met name het ijkpunt kunnen zijn voor de verplichtingen van verwerkingsverantwoordelijken en verwerkers, rekening houdend met de aan de verwerking verbonden risico’s voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen. 
  99. (99) Bij de opstelling van een gedragscode, of bij wijziging of uitbreiding van een dergelijke code, moeten verenigingen en andere organen die categorieën van verwerkingsverantwoordelijken of verwerkers vertegenwoordigen, overleg plegen met de belanghebbenden ter zake, waaronder waar mogelijk met betrokkenen, en rekening houden met bijdragen en standpunten naar aanleiding van dit overleg. 
  100. (100) Teneinde de transparantie en naleving van deze verordening te versterken, dient het instellen van certificeringsmechanismen en gegevensbeschermingszegels en -merktekens te worden bevorderd, zodat betrokkenen snel het gegevensbeschermingsniveau van producten en diensten ter zake kunnen beoordelen. 
  101. (101) Verkeer van persoonsgegevens van en naar landen buiten de Unie en internationale organisaties is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het internationale handelsverkeer en de internationale samenwerking. De groei van dit verkeer brengt nieuwe uitdagingen en aandachtspunten met zich voor de bescherming van persoonsgegevens. Wanneer persoonsgegevens echter van de Unie aan verwerkingsverantwoordelijken, verwerkers of andere ontvangers in derde landen of internationale organisaties worden doorgegeven, mag dit niet ten koste gaan van het beschermingsniveau waarvan natuurlijke personen in de Unie door deze verordening verzekerd zijn, ook in gevallen van verdere doorgiften van persoonsgegevens van het derde land of de internationale organisatie aan verwerkingsverantwoordelijken, verwerkers in hetzelfde of een ander derde land of in dezelfde of een andere internationale organisatie. Doorgifte aan derde landen en internationale organisaties mag in ieder geval alleen plaatsvinden in volledige overeenstemming met deze verordening. Een doorgifte kan alleen plaatsvinden indien de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker, onder voorbehoud van de andere bepalingen van deze verordening, de bepalingen van deze verordening met betrekking tot de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen of internationale organisaties naleeft. 
  102. (102) Deze verordening doet geen afbreuk aan internationale overeenkomsten die de Unie en derde landen met elkaar hebben gesloten om de doorgifte van persoonsgegevens te regelen en waarin passende waarborgen voor de betrokkenen zijn opgenomen. De lidstaten kunnen internationale overeenkomsten sluiten over de doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen of internationale organisaties, op voorwaarde dat dergelijke overeenkomsten deze verordening of andere bepalingen van Unierecht onverlet laten en een adequaat beschermingsniveau bieden voor de grondrechten van de betrokkenen. 
  103. (103) De Commissie kan besluiten, met rechtskracht voor de gehele Unie, dat een derde land, een gebied of een welbepaalde sector in een derde land, of een internationale organisatie een passend niveau van gegevensbescherming bieden, en daarmee in de gehele Unie rechtszekerheid en eenvormigheid verschaffen ten aanzien van het derde land dat of de internationale organisatie die wordt geacht een dergelijk beschermingsniveau te bieden. In zulke gevallen mogen persoonsgegevens naar dat derde land of die internationale organisatie worden doorgegeven zonder dat verdere toestemming noodzakelijk is. De Commissie kan eveneens besluiten om, nadat zij het derde land of de internationale organisatie daarvan in kennis heeft gesteld en een volledige toelichting van haar beweegredenen heeft gegeven, een dergelijk besluit in te trekken. 
  104. (104) Overeenkomstig de fundamentele waarden waarop de Unie is gegrondvest, in het bijzonder de bescherming van de mensenrechten, dient de Commissie bij haar beoordeling van het derde land of van een grondgebied of een specifieke verwerkingssector binnen een derde land, in aanmerking te nemen in welke mate de rechtsstatelijkheid, de toegang tot de rechter en de internationale mensenrechtennormen en -regels in het derde land worden geëerbiedigd, en dient zij de algemene en sectorale wetgeving, waaronder de wetgeving betreffende openbare veiligheid, defensie en nationale veiligheid en openbare orde en strafrecht, van het land in aanmerking te nemen. Bij de vaststelling van een adequaatheidsbesluit (besluit waarbij het beschermingsniveau adequaat wordt verklaard) voor een grondgebied of een specifieke sector in een derde land, moeten er duidelijke en objectieve criteria worden vastgesteld, zoals specifieke verwerkingsactiviteiten en het toepassingsgebied van de geldende wettelijke normen en wetgeving in het derde land. Het derde land dient zich ertoe te verbinden een passend beschermingsniveau te waarborgen, in feite overeenkomend met het niveau dat in de Unie wordt verzekerd, vooral wanneer persoonsgegevens in één of meer specifieke sectoren worden verwerkt. Het derde land dient met name te zorgen voor effectief en onafhankelijk toezicht op de gegevensbescherming en voor mechanismen van samenwerking met de autoriteiten op het gebied van gegevensbescherming van de lidstaten. Voorts dienen de betrokkenen te beschikken over daadwerkelijke en afdwingbare rechten en daadwerkelijk administratief beroep en beroep in rechte te kunnen instellen. 
  105. (